Door Jacq Algra
Dankzij talentvolle choreografen en dansers heeft de theaterdanskunst zich in de loop der tijd steeds verder ontwikkeld. In achtereenvolgende eeuwen ontstond uit het klassieke ballet in het begin van de twintigste eeuw het neo-klassieke en later het moderne ballet. Hierbij werd de klassieke ballettechniek gemengd met modernere danstechnieken.
Daarnaast ontstond de moderne dans, die geen verhalen meer verbeeldde maar als het ware de muziek verbeeldde. In de tweede helft van de 20e eeuw, eigenlijk hand in hand met de ontwikkelingen in de beeldende kunst, draaide het om de dans op zich. Het ging om vormen en lijnen en dat werd de abstracte dans. Voor dansliefhebbers is het een geweldige tijd want al die ontwikkelingen zien we terug in de hedendaagse danskunst die invloeden uit uiteenlopende tijden, technieken, landen en stijlen omarmt. We onderscheiden: klassieke dans, moderne dans, jazzdans, werelddans, urban dance / grote stadsdans en hedendaagse dans.
Voor de klassieke ballettechniek bestaat een soort handboek waarin alle dansbewegingen heel precies staan beschreven, als hulpmiddel bij het aanleren. Rechte ruggen, lange lijnen voortkomend uit handen en voeten zijn belangrijk. De bewegingen zijn naar buiten en naar boven gericht, de ruimte en vooral het luchtruim in. Het gaat erom dat de dansers licht, onaards of feeëriek overkomen. Ze moeten zo lang mogelijk draaien (pirouettes), zo hoog mogelijk springen (grand jeté’s) of opgetild worden (lifts), zo gracieus mogelijk dansen met behulp van speciale schoentjes, de spitzen. Tutu en maillot behoren voor respectievelijk de vrouwen en de mannen tot het standaard-kostuum, paleis en bosdecor tot vertrouwd toneelbeeld. Dat zijn de ingrediënten waarmee in de negentiende-eeuwse romantische balletten bestaande verhalen worden verbeeld. Enkele van de beroemdste personages zijn Giselle (de boerendochter die verliefd wordt op graaf Albrecht), prinses Aurora (de Sleeping Beauty die na 100 jaar wakker wordt gekust door prins Florimund) en natuurlijk het Zwanenmeer, het tragische verhaal van de zwanenkoningin Odette.
Aan het begin van de twintigste eeuw wilden een aantal dansers in hun dans een meer natuurlijke en persoonlijke relatie leggen tussen de vorm van een beweging en de inhoud ervan. De moderne danspioniers ervoeren de vaststaande bewegingen, verhalen en personages uit het klassieke ballet als een knellend korset. Zij zochten naar andere manieren van bewegen die hun gedachten en gevoelens beter konden verbeelden en ontwikkelden hiervoor speciale moderne danstechnieken. Wat de moderne manieren van dansen gemeenschappelijk hadden, en waarin zij verschilden van de klassiek techniek, was het feit dat juist de romp belangrijk werd als centrum van gevoelens en als startpunt van bewegingen. Ook de grond was belangrijk en het dansen op blote voeten. In de lucht zwevende geesten en op spitzen trippelende zwanen wilden deze danseressen niet meer zijn, maar vrouwen die letterlijk met beide benen op de grond stonden. Ze wilden op het podium zichzelf zijn en iets over zichzelf als mens vertellen. Bij dat onderzoek, die zoektocht naar een passende bewegingstaal, gebruikten ze het hele scala van menselijke bewegingen, van hele gewone alledaagse zoals lopen tot en met hele complexe en bijzondere. Van hele bekende en westerse tot onbekendere en niet-westerse. Vanaf toen kon elke beweging in de danskunst worden gebruikt.
Jazzdans (jazzdance) en jazzmuziek (jazz) zijn de aanduidingen voor de muziek- en dansvorm die teruggaat op de ritmes en bewegingen die de Afrikaanse slaven vanaf de vijftiende eeuw meebrachten naar de Verenigde Staten. Lange tijd was het de slaven verboden de eigen dansen en percussie op instrumenten uit te voeren, maar zij bleven toch ritmes maken: met hun voeten (stamping en tapping), met hun handen (clapping) en met hun stem (human beatbox en rap). Ter plekke werden Afrikaanse en Amerikaanse, en later ook Caraïbische (zwarte en blanke) elementen gemixt en zo ontstonden telkens nieuwe dans- en muziekvormen. Specifieke kenmerken van de jazzdans zijn: gerichtheid naar de aarde (romp voorovergebogen, voet plat op de grond, benen gebogen), isolaties en coördinaties (het afzonderlijk van elkaar bewegen van lichaamsdelen, in verschillende richtingen of tempi), en vooral: ritmische en swingende bewegingen, vooral vanuit de heup.
Werelddans is samen met wereldmuziek de term die wij in Nederland in de loop van de jaren tachtig van de twintigste eeuw zijn gaan geven aan de dans- en muziekvormen die niet op Nederlandse bodem zijn ontstaan. Het is een verzamelnaam voor dansen die in het land van herkomst behoren tot de rituele, sociale of theaterdans uit uiteenlopende windstreken: Spanje (flamenco), Argentinië (tango), de Cariben (salsa), Oost-Europa (Balkan- en zigeunerdansen), India (kathak, bharata natyam), Indonesië (Balinese dansen), Australië (Aboriginal-dansen), Azië (butôh), Afrika (Afrikaanse dansen), enzovoorts.
Urban dance is de verzamelnaam voor de dansvormen die jongeren vanaf eind vorige eeuw ontwikkelden in grote wereldsteden, te beginnen in The Bronx in New York. Nog steeds bepalen Amerika en Engeland de hedendaagse urbanscene met hun muziek en dans zoals hiphop en nu-jazz. Wat je ziet gebeuren is dat de makers teruggaan naar de oorsprong van dans, te weten: dat wat je voelt omzetten in beweging. Het gaat om een dansuiting waar gevoel en expressie op een natuurlijke, begrijpelijke manier bij elkaar komt, los van danstechniek. We bezitten allemaal de gave om onszelf in dans uit te drukken, maar dat is ons door de gevestigde kunst afgeleerd. Urban is tegelijk een lifestyle. Je kunt de volgende dansstijlen onderscheiden: streetdance, afro-streetdance, breakdance, videodance, capoeira, indian streetdance / bollywood, diverse werelddansstijlen en nu-jazz. Dat is een verzameling van diverse stijlen in een. Daarnaast wordt de stijl / vorm totaal bepaald door het improvisatievermogen van de maker van de dans. Er komen regelmatig nieuwe stijlen bij.
Dansers en choreografen van nu putten uit een mix van aangeleerde danstechnieken en daarnaast uit andere mogelijke manieren van bewegen, van t’ai chi (Chinese vechtkunst) tot capoeira (Braziliaanse vechtsport), acrobatiek en meer. Van daaruit zoeken zij naar een zeer persoonlijke en dus zeer individuele bewegingsstijl. Ze ontwikkelen – bijvoorbeeld aan de hand van improvisaties – nieuwe bewegingen en creëren zo gaandeweg een nieuwe bewegingstaal die in staat is over te brengen wat hen bezighoudt.